Didrig Springorum (1732 - 1810)

In the month of May this year, there were laden aboard the aforementioned ship, in the port of Hamburg, together with other goods, ninety-three pieces of dyewood. This shipment was delivered by a man who, according to the first witness and corroborated by others, is named Frederik Cornelisse. The wood bore two distinct marks, to wit, FCF and CDF, as specified on three bills of lading. These documents indicated that the cargo was to be delivered to the order of the sender. The witnesses affirm that no other wood bearing these marks, destined for other parties, was loaded onto the ship.

On the 7th day of June, the ship arrived here in Amsterdam. Whilst the unloading of cargo was underway during that same month (and in the absence of the captain from the ship), one Mr. **J.D. Springorom** came aboard. He declared that he was to receive a portion of the wood marked CDF. A part thereof, he stated, was to be immediately unloaded and conveyed to the House of Correction (Tuchthuis), there to be cut and ground. Mr. Springorum himself entered the hold and selected seventeen pieces of the wood, which he carried away in the vessel that had brought him. He declared that all these pieces bore the mark CDF. The witnesses acknowledge that they did not carefully verify this but relied upon Mr. Springorum’s assertion, as the unloading of cargo was, at that moment, particularly bustling.

Subsequently, a boatman named Harmen Schriver came aboard to collect the remaining pieces of wood bearing the two aforementioned marks. This he did on behalf of Messrs. Springorum and Vasmer Bake, who together held the three bills of lading and the corresponding orders. The boatman removed, in two journeys, the remaining seventy-six pieces of wood, thereby completing the full tally of ninety-three pieces.

The witnesses declare that no bills of lading were signed upon delivery, as neither Mr. Springorum nor the boatman carried such documents at the time. Nonetheless, the delivery was made in good faith and to the best of their knowledge and conscience. The witnesses and the captain base their testimony on their experience and personal involvement with the ship and the events herein described, and they are prepared to affirm the truth of their declaration under oath. This declaration was made in Amsterdam, in the presence of Jan van Campen the Younger and Jan Schrijver as witnesses.

Dat in hun voonnoemde Schip tot Hamburg in de Maand May laastleden, onder meer den goederen ook syn geladen, door een man die den eersten getuyge en affirmant zeggen genaemt te zijn Hendrick Cornelisse, drie en negentig stucken verffhout, zynde van twee bijzondere merken als FCF en CDF, en waar van getekende Cognossementen alle houdende om uyt te leveren aan de ordres van de afzenders; hebbende, soo als ge raamentlijck verklaren, geen ander off vreemde conte van die merken van iemand ingeladen.

Dat sy van Hamburg met het voorns. Schip op den 7den Juny alhier voor dese stad gekomen zyn, zynde, onder het lossen van hun lading op sekeren dag in gemelde Maand Juny (soo als de getuygen particulier verklaren, also den affirmant toen niet aan boord was), by hun aan boord gekomen de Heer J. de Springorum, om die voorgaefde partye van dat hout gemerkt CDF te ontfangen, en van welke partye een deel aenstonts moest worden gelost om na het Tugthuys te senden ten eynde het selve gekapt en gemalen sou konnen werden.

De gemelde Heer is also selffs in ’t ruim gegaan en heeft van de voorn. partije hout zeventien stucken met sig genomen in de schuyt waar mee hy gekomen was, voorgevende alle deselve van het voorn. merk te zijn, ’t geen sy getuygen verklaren niet nagezien te hebben, maer sulcks aan den voornoemde Heer De Springorum te hebben toevertrouwt, om dat het heel drok op’t Schip met het lossen der koopmanschappen op die tyd toeging.

Verklarende in dese de getuygen en affirmant dat vervolgens een schuytevoerder is aan boord gekomen, die hy, eerste getuyge, verklaart genaemt te zijn Harmen Schriever, om de rest van al het hout van de voorsz. twee merken — waar van drie Cognossementen getekent waren — af te haelen, voor reekening van de voorsz. Heer De Springorum en de Heer Vasmer Bake tesamen, soo als den affirmant verklaart, welke beyde de drie Cognossementen en de ordres hadden van de voormelde afladers.

En aan welke schuytevoerder in twee reysen de resterende stucken hout, gemerkt als voren, ten getale van **zes en zeventig**, zijn uytgelevert, makende met de bevorens uytgeleverde **zeventien stucken** het geheele getal van **drie en negentig stucken hout**, sulcks daer aan niets mancqueerde. Dat van de voorsz. uyt leveringen geen Cognossementen zijn afgeteekent om dat de voormelde Heer **De Springorum** en ook den schuytevoerder, die door beyde de Heeren te gelyck geëmplyeert wierd, de selve niet by hun hadden. Sijnde egter de voorsz. uytleveringen ter goeder trouwe geschied.

Gevende sy getuygen en hy affirmant voor redenen van wetenschap, in de voorsz. qualiteyten op’t voornoemde Schip gevaren te hebben, en al het hier voor verklaerde, yder voor soo verre het hem aangaat, te hebben verricht, gezien, bijgewoond en ondervonden; en verder soo als in den Text staat vermeld, bereyd sijnde de deugdelijkheid dezer verklaring met solemnele Eede te sterken.

Aldus gepasseert binnen Amsterdam, ter presentie van Jan van Campen de Jonge en Jan Schrijver als getuygen.