Elisabeth Catharina Springorum (1702 - 1758)

Zuerst empfahlen sie ihre Seelen der unbegreiflichen Barmherzigkeit Gottes und ihre Körper der Erde, widerriefen und annullierten alle früheren Testamente, Kodizille und alle anderen letztwilligen Verfügungen, die jemals vor diesem Tag gemacht oder beschlossen worden waren.

Und nun, in gänzlich neuer Verfügung über ihren besagten Nachlass, erklärten sie, dass jeder den anderen einsetzen solle, das heißt: der Erstverstorbene den Überlebenden als einzigen und universellen Erben, mit vollem Besitzrecht.

Falls jedoch der Überlebende versterben sollte und Kinder oder Enkel aus ihrer Ehe hinterließe, so wäre der Überlebende verpflichtet, diese zu erziehen und zu versorgen und sie, wenn sie volljährig oder verheiratet würden, auszustatten und zu versorgen, wie es der Überlebende für angemessen hielte.

Und falls der Überlebende erneut heiraten sollte, so ist er oder sie verpflichtet, den Kindern über das väterliche oder mütterliche Gut Rechnung zu legen, im Beisein von zwei ehrlichen Männern eigener Wahl, so viel oder so wenig, wie der Überlebende für richtig hält.

Solche verrechneten Güter oder Gelder sollen beim Überlebenden verbleiben, bis die Kinder volljährig werden oder heiraten, und inzwischen darf der Überlebende die Früchte daraus genießen.

Durch solche Erziehung, Versorgung und Rechnungslegung oder durch den Genuss der genannten Früchte gilt der Überlebende als den legitimen Anteil der Kinder erfüllt habend.

Sollten nach dem Tod beider Kinder oder Enkel verbleiben, so werden diese als ihre Erben eingesetzt.

Ferner setzten die Testatoren einander als Testamentsvollstrecker ein, ebenso als Vormünder über die Kinder und Verwalter ihrer Güter. Nach dem Tod des Überlebenden soll dieser auch befugt sein, andere Personen als Vormünder zu ernennen, mit allen Rechten der Substitution und Surrogation, wie es das Gesetz erlaubt.

Dies alles unter Ausschluss der Waisenmeister, sowohl dieser Stadt als auch aller anderen Städte und Orte, in denen ihre Nachlässe anfallen könnten.

Und die Testatoren erklärten, dass auf keiner Seite noch Eltern lebten.

Außerdem war es ihr Wille und Verlangen, dass, sollten beide ohne Kinder oder Nachkommen sterben, nach dem Tod des Überlebenden aus dem, was vom gemeinsamen Nachlass übrigbleibt, die folgenden Vermächtnisse ausgezahlt und erfüllt werden:

All dies, ihnen vorgelesen und deutlich erklärt, erklärten die Testatoren zu ihrem letzten Willen und Testament, das sie aus freiem Willen gemacht hatten, und begehrten, dass es ordnungsgemäß befolgt und erfüllt werde.

Sei es als feierliches Testament oder als Kodizill oder sonst wie, soweit und so viel es nach dem Gesetz bestehen und gültig sein kann.

So geschehen in Amsterdam, in der Wohnung der Testatoren, in Anwesenheit von Jan Fedeina, Schuhmacher in der Gasthuissteeg, und Hendrik Claus, Kaufmann in der Sloofsteeg, als Zeugen.

Unterzeichnet (oder gezeichnet):

Coert Strik (mark)

Elisabeth Catharina Springorum (mark)

Jan Fedeina

Hendrik Claus

S. Dorper, notary

Eerstelijk, haarlieder zielen bevelende in den onbegrijpelijke barmhartigheid Gods, en hun lichamen aan de aarde, roepende en vernietigende alle voorgaande testamenten, codicillen en alle andere makingen van uiterste wil, voor dezen ooit of ooit gemaakt en gepasseerd.

En als nu geheel en al op nieuw overgaande tot dispositie over haarlieder voornoemde nalatenschap, daarin verklaarden zij elkander over en weder, dat is: de eerststervende de langstlevende van hen beiden, tot elks enige en algehele erfgenaam te benoemen en te institueeren, en dat met volle recht van bezit.

Echter, zo hij of zij als langstlevende mocht komen te overlijden en kinderen of kindskinderen bij elkander verwekt int leven mochten nalaten, alsdan zal de langstlevende gehouden zijn dezelve op te voeden en groot te maken, en gekomen zijnde ten mondigen dage of in huwelijkse staat, aan dezelve uit te zetten en ten huwelijk mede te geven zoveel als de langstlevende zal goedvinden en verstaan te behoren.

En in geval de langstlevende wederom zoude hertrouwen, zal dezelve gehouden wezen aan de kinderen bewijz te doen van vaders of moeders goed, en dat ten overstaan van twee eerlijke manspersonen, zelf te verkiezen, zoveel of weinig als de langstlevende zal verstaan te behoren.

Welke bewezen goederen of penningen onder de langstlevende zullen blijven berusten tot dat de kinderen meerderjarig worden, of eerder in het huwelijk treden, en onderwijl zal de langstlevende daarvan de vruchten genieten.

In welke opvoeding, grootmaking en het doen van bewijs, of wel in de vruchten daarvan, zal de langstlevende geacht worden voldaan te hebben aan de legitieme portie van de kinderen.

In geval er na hun beider overlijden kinderen of kindskinderen zouden overblijven, worden deze tot hun erfgenamen benoemd.

Voorts stelden de testateurs elkander over en weder tot uitvoerders en executeurs, mitsgaders tot voogd en voogdes over de kinderen, en tot administrateurs van derselver goederen. Na het overlijden van de langstlevende zullen zij alsdan ook de bevoegdheid hebben andere personen als voogden te benoemen, met alle macht van substitutie en surrogatie als naar rechten toekomt.

Verder met uitsluiting van de heren weesmeesters, zowel van deze stad als van andere steden en plaatsen waar hun sterfhuizen mochten komen te vallen.

En verklaarden de testateurs van goeder zijde geen ouders in leven te hebben.

Voorts was hun beider wil en begeerte dat, zo zij beiden mochten komen te overlijden zonder kinderen of hun nakomelingen, na het overlijden van de langstlevende, uit het overschot van de gemeene boedel zouden worden uitgekeerd en voldaan de volgende legaten:

Zuerst hatten sie sich gegenseitig als einzige und universelle Erben eingesetzt. Ferner hatten sie bestimmt, dass, falls beide ohne Kinder versterben sollten, nach dem Tod des Längstlebenden, alles, was vom gemeinsamen Nachlass unverbraucht und ungenutzt, nicht vom Überlebenden verzehrt geblieben sei, der genannten Elizabeth Catharina Springorum zufallen solle.

Durch dasselbe Testament hatte sie ihrem Bruder, dem hier Erschienenen, sofern er noch am Leben wäre, die Summe von einhundertfünfzig Gulden vermacht und zugewiesen.

Nun ist es so, dass die genannte Schwester inzwischen verstorben ist, ohne Kinder zu hinterlassen. Der Erschienene hat sich mit seinem Schwager, dem genannten Koert Stryk, verständigt, dass er anstelle der vollen Vermächtnissumme von einhundertfünfzig Gulden, die bei dessen Tod zu zahlen gewesen wäre, bereits jetzt, zu dessen Lebzeiten, mit der Summe von einhundert Gulden abgefunden werde – einmalig und endgültig, als volle und endgültige Erfüllung des genannten Vermächtnisses.

Obwohl dazu nicht verpflichtet, hat der genannte Koert Stryk, einzig aus Freundschaft und Wohlwollen, eingewilligt und dem Erschienenen die genannte Summe von einhundert Gulden bar ausgezahlt.

Der Erschienene erklärte daraufhin, aus den Händen seines genannten Schwagers Koert Stryk die besagten einhundert Gulden erhalten zu haben, anstelle der zuvor testamentarisch zugesprochenen einhundertfünfzig Gulden, und dies als volle und endgültige Erfüllung des ihm von seiner Schwester Elizabeth Catharina Springorum gemachten Vermächtnisses.

Weshalb der Erschienene hiermit erklärt, seinen Schwager Koert Stryk, dessen Nachlass und Erben, vollständig und endgültig von allen weiteren Ansprüchen oder Forderungen aus dem genannten testamentarischen Vermächtnis zu entbinden und freizustellen.

Von welcher diese endgültige und vollständige Quittung beurkundet wurde, unter Verbindlichkeit seiner Person und Güter.

So geschehen und beurkundet in Anwald, in Anwesenheit der Zeugen Johannes Heynchen und Isaac Wunderfinden, die dies ebenfalls unterzeichnet haben.

(unterzeichnet)

Bernhardus Fredrik Hendrik Springorum

Johannes Heincken

Isaac van der Linde

Eerstelijk hadden zij elkander over en weder ingesteld tot enige en universele erfgenamen. Voorts hadden zij bepaald, dat indien beiden zonder kinderen zouden komen te overlijden, na het overlijden van de laatststervende, hetgeen van de gemeenschappelijke boedel onverbruikt en ongeconsumeerd zou overblijven, door de langstlevende niet verteerd, zou worden nagelaten aan genoemde Elizabeth Catharina Springorum.

Deze had bij datzelfde testament gelegateerd en toegescheiden aan haar broer, de comparant in dezen, mits hij nog in leven zou zijn, de somma van honderdvijftig guldens.

Nu is het zo, dat de genoemde zuster inmiddels overleden is, zonder kinderen na te laten. De comparant heeft zich verstaan met zijn zwager, de genoemde Koert Stryk, en met hem overeengekomen dat, in plaats van de volle legatiesom van honderdvijftig gulden bij diens overlijden, deze hem reeds thans, bij leven, zou voldoen een bedrag van honderd gulden, in eens en voor altijd, tot finale voldoening en extinctie van gemeld legaat.

Hoewel daartoe niet gehouden, heeft genoemde Koert Stryk, enkel uit vriendschap en welwillendheid, hierin bewilligd en de somma van honderd gulden contant aan de comparant uitgekeerd.

De comparant verklaarde daarop uit handen van zijn voornoemde zwager Koert Stryk te hebben ontvangen, de genoemde honderd gulden, en wel in de plaats van de eerder bij testament beloofde honderdvijftig gulden, en dit als volle en finale voldoening van het hem door zijn zuster Elizabeth Catharina Springorum gemaakte legaat.

Weshalve de comparant bij dezen verklaart zijn zwager Koert Stryk, diens boedel en erfgenamen, finaal en volkomen te bedanken, te kwiteren en te ontslaan van alle verdere aanspraken en navorderingen uit hoofde van genoemd testamentair legaat.

Waarvan deze finale en volkomen kwitantie is gepasseerd, onder verband van zijn persoon en goederen.

Aldus geschied en gepasseerd binnen Anwald, in tegenwoordigheid van de getuigen Johannes Heynchen en Isaac Wunderfinden, die dit mede hebben ondertekend.

(getekend)

Bernhardus Fredrik Hendrik Springorum

Johannes Heincken

Isaac van der Linde